“Wie is jouw voorbeeld?” vraag ik aan de sporter tegenover me. “Roger Federer” klinkt er vol overtuiging en bewondering. Ik: “Waarom?” Hij: “Federer is zo vol zelfvertrouwen, speelt consistent en schakelt zijn emoties gewoon uit”. Dit gesprek heb ik vaker gehad. Ik weet ook waar het vandaan komt.
In een eerder blog schreef ik al dat spanning en twijfels normale gevoelens zijn voordat je een prestatie gaat leveren. Als je dit herkent, weet dan dat je absoluut niet de enige bent die dit ervaart en dat het normaal is. Helaas is het heersende idee in de (top)sport (en ook in de sportpsychologie!!) nog steeds dat we eerst een goed gevoel moeten hebben en dan pas goed kunnen presteren. Dat misverstand wil ik graag de wereld uit helpen.
Als jij als sporter gelooft dat je alleen goed kunt presteren wanneer je een goed gevoel hebt, en je weet dat jij zelf op prestatiemomenten geen goed gevoel hebt, denk je dus mijlenver weg te zijn van goede prestaties. Weet dat je dichterbij bent dan je denkt. Ook toppers als Nadal en Serena Williams hebben voor of tijdens wedstrijden last spanning. “Nerves are normal. You can’t be cured from them unless you’re a machine,” aldus Venus Williams.
De vraag die je jezelf kunt stellen is: Wil je je goed voelen of wil je beter presteren? Ja duh, het liefst allebei hoor ik je denken. Dat begrijp ik. Het lastige is alleen dat deze combi waarschijnlijk wel op gaat voor prestaties die niet veel om het lijf hebben. Een oefenwedstrijdje hier, een trainingspotje daar. Dan ervaren we geen spanning, voelen we ons heerlijk en lukt het wel. Maar als het er echt om gaat, is het anders. Je wordt onrustig, voelt vlinders in je buik (wat zeg ik: eerder vleermuizen), krijgt een droge mond en wilt misschien het liefst hard wegrennen. Kortgezegd: op het moment suprême ervaren we vaak geen fijne gevoelens.
Maar is dit erg? Belemmeren onprettige gevoelens je prestatie?
Ik heb lang geloofd dat goede gedachten en een goed gevoel voorwaarden waren om goed te presteren. Dus ging ik met sporters aan de slag om de onrust, vleermuizen en de negatieve gedachten ‘weg te poetsen’. Als een sporter aangaf ‘betere’ gedachten te hebben, voelde dat voor de sporter fijn (en als ik eerlijk ben gold dat ook voor mij als sportpsycholoog). Dan waren we goed op weg vond ik.
Een paar jaar geleden veranderde mijn inzicht. Ik merkte dat het werken aan positieve zelfspraak en het ombuigen van negatieve gedachten naar positieve niet bij iedereen werkte. Sommige sporters gaven in begeleidingen aan dat ze ook zelf wel begrepen dat hun gedachten niet helpend waren, maar dat deze gedachten desondanks bleven terugkeren. En in de gevallen dat het repareren van negatieve gedachten voor sporters wél werkte, leverde het op termijn lang niet altijd betere prestaties op.
Zorgen dat de (wedstrijd)spanning lager wordt, helpt je (misschien even) om je comfortabeler te voelen, maar helpt je niet perse om beter te spelen. Dit is precies waarom ‘proberen te ontspannen’ vaak niet het antwoord is. In een volgend blog ga ik hier graag dieper op in.
Wat je als sporter echt wilt is je beste prestatie laten zien. Dit kan los staan van hoe jij je voelt. Tegenwoordig leer ik sporters dus dat je hoofd het één kan zeggen, maar jij kunt beslissen iets anders te doen. Het is effectief en voor veel sporters een verademing om te merken dat ze ook kunnen presteren wanneer ze zich minder comfortabel voelen.
Interessant, ik kijk uit naar je volgende blog!
Dank je wel Anouk!
Dank je wel voor je blog. Heel inzichtgevend. Ik ben bezig met een boek voor kinderen en een van de onderwerpen gaat over goed voelen en presteren. Je hebt mij aan het denken gezet.
Leuk om te horen Brunette! Ben nieuwsgierig naar je boek. Waar gaat het precies over?